Audicien in de tang

In 2013 werd door minister Schippers en de zorgverzekeraars een nieuw protocol ingevoerd waarmee hoorzorg eenvoudiger en goedkoper moest worden. Nu blijkt dat het op basis van dit protocol niet meer mogelijk is om de kwaliteit te leveren die noodzakelijk wordt geacht voor een optimale gehooraanpassing. 

Sinds de invoering is het protocol tussentijds aangepast omdat het niet naar behoren functioneert. Daarnaast is audicienbedrijven een prijsdaling opgelegd van gemiddeld 40%, waardoor de audicien steeds minder armslag kreeg om nog de kwaliteit te leveren die de slechthorende nodig heeft om optimaal van het hoortoestel te profiteren. Daarmee was in financieel opzicht in 2013 de bodem bereikt. De verwachting voor 2016 is nog slechter. De tarieven zijn opnieuw verlaagd en zorgverzekeraars stellen inmiddels hogere eisen om het totale proces van hoortoestelaanpassing te kunnen controleren. Zij voeren opnieuw een "verbeterd protocol" in dat de audicien nog meer tijd kost en ten koste gaat van de tijd die beschikbaar is voor de klant die komt voor een hoortoestelaanpassing, controle en de daarbij behorende protocollen. 

Diverse rekenmodellen tonen dit ook aan. Vóór 2012 was de prijs van een hoortoestel gebaseerd op basis van gemiddeld 11 uur per klant, incl. vijf jaar nazorg. In 2015 kan voor de prijs van een hoortoestel nog slechts 6,3 uur aan het gehele traject van de hooraanpassing bij een klant worden besteed. Om nog enigszins economisch rendabel te kunnen werken laten daarom enkele bedrijven de aan de audicien voorbehouden handelingen uitvoeren door "assistenten", maar wenselijk is dit niet. Een audicien kan in een jaar met 1729 werkbare uren maximaal 325 aanpassingen uitvoeren op basis van de tijd die nodig is voor een aanpassing volgens de diverse protocollen. Als met de lagere tarieven van 2016 dezelfde omzet gehaald moet worden om financieel gezond te blijven, betekent dit voor de audicien 650 aanpassingen in diezelfde 1729 uur. Dat is een verdubbeling van het werk en voor een triage-audicien niet mogelijk zonder verschraling van de zorg Andere berekeningen laten zien dat het voor een audicienbedrijf dat voldoet aan Veldnorm en kwaliteitseisen van een keurmerk als StAr, niet meer mogelijk is om een minimale winst te realiseren. Binnen de branche overwegen steeds meer audicien-ondernemers hun deuren te sluiten en audiciens om het bijltje erbij neer te gooien. Zorgverzekeraars en overheid noemen dit gezonde sanering, wij noemen dit uitholling van zorg die als basis voor de slechthorende zou moeten gelden. 

Ook patiëntenverenigingen hebben jaren lang gelobbyd voor lagere prijzen voor hoortoestellen, maar beoogden wél behoud van zorg en kwaliteit. Dat is voor slechthorende volwassenen niet meer mogelijk. Ook zijn binnen het huidige systeem de nieuwste technische ontwikkelingen niet meer beschikbaar, terwijl de consument daar in deze tijd juist om vraagt. Als vervolgens hoortoestellen wegens tijdgebrek niet naar behoren (kunnen) worden afgesteld, en nazorgtraject en bijstellingen in het gedrang komen, kan de klant nooit optimaal profiteren van zijn adequate aanpassing. Als er een redelijke vergoeding is waarbij de audicien de ruimte krijgt zijn werk naar behoren te verrichten, dan is er voor iedereen een oplossing. Goedkoop is momenteel het motto, maar kwaliteit heeft een prijs. 

Voor een dubbeltje op de eerste rang is ook heden ten dage niet mogelijk! Hoorzorg is een commerciële zorgmarkt waarin geld wordt verdiend en werkgelegenheid wordt geboden. Dit is niet iets om ons voor te schamen en geldt voor zorgverzekeraars, patiëntenverenigingen, fabrikanten maar ook voor ons, de audiciens die de zorg moeten leveren, zolang die er nog zijn……… 

Vorige
Vorige

WHO report on Hearing

Volgende
Volgende

Is de grens bereikt?